Hoe Fernando Alonso wereldtitels behaalde dankzij 'foefje' van Red Bull-ontwerper
In dit artikel:
Precies twintig jaar geleden pakte Fernando Alonso zijn eerste wereldtitel in de Formule 1, een mijlpaal die terugvoert naar zijn snelle opkomst: kampioen in de Euro Open by Nissan (1999), een Formule 3000-zege in 2000, een stoeltje bij Minardi op 19‑jarige leeftijd en vanaf 2003 races voor Renault. In 2005 en 2006 won hij de wereldtitels, geholpen door een technisch trucje van Renault: de tuned mass demper (TMD).
De TMD was een in de neus van de auto gemonteerde, rechtopstaande cilinder met daarin een 9 kg schijf tussen veren en dempervloeistof, die verticaal kon bewegen. Door de voorkant stabieler te houden over kerbs en in bochten verloor de auto minder aerodynamische efficiëntie en kon Renault meer downforce benutten. Het systeem debuteerde tijdens de Grand Prix van Brazilië 2005 — de race waarin Alonso de titel veiligstelde met nog twee races te gaan — en werd aanvankelijk door de stewards toegestaan. Na grootschalig gebruik in 2006 verbood de FIA het voorafgaand aan de Duitse Grand Prix; later werd het omschreven als een bewegend onderdeel met invloed op de aerodynamica, iets wat de regels niet toestonden.
Ontwerper Rob Marshall ontwikkelde de TMD bij Renault en vertrok later naar Red Bull, waar hij onder meer bijdroeg aan de exhaust-blown diffuser in het Vettel-tijdperk en aan de ontwikkeling van de grondeffect-auto’s die Max Verstappen successen opleverden. Inmiddels werkt Marshall bij McLaren; Verstappen noemt hem ook verantwoordelijk voor controversiële innovaties als flexi-wings en mini‑DRS. De TMD-affaire illustreert hoe ingenieuze technische oplossingen in de F1 vaak snel tot regelgeving en debat leiden.