Moeten Norris en Piastri vrezen voor gridstraffen in de resterende drie races?

In dit artikel:

Met nog drie Grands Prix — Las Vegas, Qatar en Abu Dhabi — staat Lando Norris op koers voor zijn eerste wereldtitel: met 390 punten heeft hij een voorsprong van 24 punten op teamgenoot Oscar Piastri en 49 op Max Verstappen. Toch kan de eindstrijd nog sterk beïnvloed worden door de regels rond motoronderdelen en de bijbehorende gridstraffen.

F1-coureurs mogen per seizoen maar een beperkt aantal componenten gebruiken zonder straf: vier exemplaren voor ICE, turbo, MGU-H en MGU-K, twee voor Energy Store en Control Electronics en acht voor het uitlaatsysteem. Overschrijding van zo’n limiet levert bij de eerste keer een straf van tien startplaatsen op; volgende keren vijf plaatsen. Worden meerdere onderdelen vervangen, dan stapelen de straffen zich op. Een onderdeel telt als “gebruikt” zodra telemetrie aantoont dat het de pitstraat heeft verlaten.

Norris en Piastri liggen gevaarlijk dicht tegen die grenzen: beide hebben voor vrijwel alle categorieën al het maximum bereikt, op het uitlaatsysteem na. Voor Norris is dat extra zorgelijk omdat een krachtbron in Zandvoort klapte; hij kan wel terugschakelen naar oudere onderdelen om straffen te vermijden, maar dat gaat vaak ten koste van prestaties. Verstappen staat eveneens op scherp: behalve bij de uitlaat heeft hij al vaker onderdelen gebruikt dan toegestaan, maar na een volledige vervanging van zijn krachtbron in Brazilië is de kans op een onverwachte vervanging kleiner. Qua uitlaatsystemen heeft Verstappen zes exemplaren gebruikt, McLaren-coureurs hebben er drie, wat McLaren iets meer speelruimte geeft.

Kortom: mechanische betrouwbaarheid en strategische keuzes over het inzetten of terugplaatsen van onderdelen kunnen doorslaggevend worden in de slotfase van het kampioenschap — ondanks dat de huidige motorreglementen dit jaar over het algemeen voor betrouwbare krachtbronnen hebben gezorgd.