Verstappen domineert met Red Bull terwijl Ferrari pijnlijke zwakte blootlegt
In dit artikel:
Ferrari kende een moeizame Grand Prix van Italië in Monza: de SF-25 was moeilijk te besturen en eindigde met Charles Leclerc als vierde en Lewis Hamilton als zesde, ondanks hoopvolle signalen in de vrije trainingen. Monza — het ‘thuistoneel’ van Ferrari en een baan die extreem weinig downforce vereist — bracht teamkeuzes en ontwerplimieten duidelijk aan het licht.
Ter ere van Niki Lauda introduceerde Ferrari een speciale livery, maar belangrijker waren de technische wijzigingen: het team bracht twee varianten van de achtervleugel, een enkele beam wing voor low-downforce-circuits en een gewijzigde bovenste flap op de voorvleugel om de balans te vinden voor hoge topsnelheden. Hamilton testte in VT1 een meer geladen achtervleugel met een langere DRS-koorde die extra stabiliteit en remvertrouwen gaf; Leclerc reed met een nog lichtere, meer afgeslankte DRS-flap om maximale rechte‑stukssnelheid te zoeken. Ook werden asymmetrische koelroosters gehandhaafd, gekozen op basis van radiatoren/intercoolerplaatsing.
In VT1 leek de aanpak te werken: Hamilton voelde zich comfortabel, reed constante rondes en klokte zelfs de snelste tijd op softs. In VT2 en racesimulaties werden echter de nadelen zichtbaar. De extreem lage downforce-afstelling maakte de SF-25 nerveus in remzones en snelle bochten; met volle tanks verloor de auto grip en gingen de achterbanden snel oververhitten. Leclerc schoof weg in Lesmo 2 en Ascari tijdens kwalificatiesimulaties en had in de race grote moeite om de achterbanden in het juiste werkvenster te houden — vooral in de eerste ronden, toen zijn banden door hoge belasting oververhit raakten tijdens de strijd met Oscar Piastri. Dat kostte veel tijd: al in ronde 6 lag hij meerdere seconden achter de leiding.
De keuze om vasthoudend te blijven aan de agressieve, low-downforce-achtervleugel voor zaterdag weerspiegelde een gok op baanontwikkeling en afstellingsverbetering, maar de kwalificatie bevestigde problemen: zowel bij het insturen als bij remmen en bandenmanagement bleek de SF-25 beperkt. Teambaas Fred Vasseur erkende dat de agressieve, licht-dragende setup tot meer moeilijkheden in bochten leidde en dat het bandenmanagement op de limiet zat. Na de race gaf Hamilton aan dat hij niet de juiste auto heeft om het podium te kunnen najagen voor de rest van het seizoen, waarmee hij impliciet het besef bevestigde dat de focus naar 2026 moet verschuiven.
Kort samengevat: Ferrari won snelheid op de rechte stukken door aerodynamische concessies, maar verloor stabiliteit en bandensurvivability — factoren die de uiteindelijke ronde‑tijden en racepositie bepaalden. De Monza-weekend toonde duidelijk de grens van het SF-25-ontwerp en de risico’s van een extreem low‑downforce-aanpak op een baan waar mechanische grip en remstabiliteit even cruciaal blijken te zijn.